-
1 (niet) in staat zijn iemand te helpen
(niet) in staat zijn iemand te helpenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (niet) in staat zijn iemand te helpen
-
2 staat
1 [toestand] state, condition ⇒ status2 [mogelijkheid, gelegenheid] condition4 [bestuurscollege] council, board6 [beeldende kunst] [stadium] state♦voorbeelden:in staat van beschuldiging stellen • indictstaat van oorlog • state of warstaat van verval • dilapidationburgerlijke staat • marital statusin gezegende staat zijn • be in the family wayin goede staat verkeren • be in good conditionin kennelijke staat verkeren/zijn • be befuddled (with drink), be under the influencein prima staat van onderhoud • in an excellent state of repairniet tot werken in staat wegens ziekte • incapable of working through illnessin staat zijn te betalen • be able to payhij is niet in staat iemand te bedriegen • he's incapable of cheating someonetot alles in staat zijn • be capable of anythingiemand in staat stellen (om) te … • enable someone to …weer in staat zijn te werken • be able to resume workhet bos is eigendom van de staat • the forest is owned by the statede Staten-Generaal • the States-Generalde Provinciale Staten • the Provincial Councileen staat (van dienst) bijhouden • keep a record (of service)een staat van ontvangsten en uitgaven opmaken • make up a statement of income and expenditure¶ Raad van State • Council of State, ±Privy Councilstaat maken op • rely/depend onop het weer is geen staat te maken • there's no trusting the weather -
3 staat
♦voorbeelden:staat van dienst • états de servicede staat van iemands gezondheid • l'état de santé de qn.in goede staat verkeren • être en bon étateen grootse staat voeren • mener grand trainin kennelijke staat verkeren • se trouver en état d'ébriétéde Provinciale Staten • les états provinciauxeen wegdek in slechte staat • une chaussée déforméeiets weer in zijn vroegere staat terugbrengen • remettre qc. en étatin alle staten zijn • être dans tous ses étatsin staat zijn te betalen • être en mesure de payerzij is niet in staat iemand te bedriegen • elle est incapable de tromper qn.tot alles in staat zijn • être capable de toutiemand in staat stellen (om) te … • permettre à qn. de …staat maken op • compter surop het weer is geen staat te maken • on ne peut se fier au temps -
4 zijn gezicht staat mij niet aan
zijn gezicht staat mij niet aanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn gezicht staat mij niet aan
-
5 dat staat niet op zijn repertoire
dat staat niet op zijn repertoireDeens-Russisch woordenboek > dat staat niet op zijn repertoire
-
6 dat staat niet in zijn woordenboek
dat staat niet in zijn woordenboekDeens-Russisch woordenboek > dat staat niet in zijn woordenboek
-
7 dat staat niet op zijn repertoire
dat staat niet op zijn repertoireVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat staat niet op zijn repertoire
-
8 dat staat niet in zijn boek
мест. -
9 rien
rien1 [rjẽ]〈m.; ook bijwoord, v.〉♦voorbeelden:comme un rien • alsof het niets is¶ 〈ook v.〉 un(e) rien du tout • nietsnut, vent, vrouw van niets; lor————————rien2 [rjẽ]♦voorbeelden:ce n'est rien • het is niets, het valt wel meeil n'en est rien • er is niets van waarcela ne fait rien • dat geeft nietson n'y peut rien • daar, er is niets aan te doenje ne sais rien • ik weet van nietsça ne sert à rien • dat dient nergens toe, dat is zinloos〈 in casino〉 rien ne va plus • rien ne va plus, niets telt meerplus rien • niets meerrien à dire • daar valt niets tegen in te brengenrien d' étonnant si • helemaal niet zo vreemd datcela n'a rien d' impossible • dat is helemaal niet onmogelijkelle n'a rien d' une ingénue • zij heeft niets van het onschuldige jonge meisjeavoir l'air de rien • er heel onschuldig uitzienavoir un petit bobo de rien du tout • een heel klein wondje hebbenune fille de rien • een sletcomme si de rien n'était • alsof er niets aan de hand wasJe vous remercie. De rien • Dank u wel. Geen dank, tot uw dienstil ne s'agit de rien de moins que • het gaat om niets meer of minder danrien de tel • niets is er zo goedrien du tout • helemaal nietsen rien • in wat dan ook, waar dan ook inc'est pour rien! • dat is voor niets!comme rien • alsof het niets isil n'a rien que son salaire • hij heeft alleen zijn salarisc'est deux fois, trois fois rien • het stelt niets voorc'est cela ou rien • het is kiezen of delen————————rien3 [rjẽ]♦voorbeelden:1. m1) kleinigheid2) een beetje2. pron -
10 état
état [eetaa]〈m.〉2 staat ⇒ lijst, register3 stand ⇒ status, positie♦voorbeelden:état d'âme • gemoedstoestandétat d'esprit • geestesgesteldheidétat de fait • feitelijke situatiel'état de la maison • de staat waarin het huis verkeertétat de santé • gezondheidstoestandétat de siège • staat van belegétat actuel de la science • huidige stand van de wetenschapl'état général • de algehele toestandson état général • zijn algehele gesteldheidla réalité à l'état brut • de naakte werkelijkheiddans cet état de choses • in die omstandighedenêtre dans l'état de nature • naakt zijnêtre dans tous ses états • in alle staten zijnêtre dans un état second • in een droomtoestand verkerenêtre en état de • in staat zijn omen état de guerre • in staat van oorlogen bon état • in goede staatmettre en état • gereedmakenremettre en état • herstellenlaisser en l'état • in de oude staat latenun appareil en état • een apparaat in goede staaten état d'ivresse • in staat van dronkenschapen tout état de cause • in ieder gevalêtre hors d' état de • niet in staat zijn ommettre qn. hors d' état de nuire • iemand onschadelijk makenétat de service • staat van dienstétat civil • burgerlijke standprocéder à un état de l'inventaire • inventaris opmakenil est avocat de son état • hij is van beroep advocaatfaire état de • zich baseren op, melding, gewag maken van1. m1) staat, toestand2) staat, lijst, overzicht3) stand, status, positie2. mstaat, rijk -
11 Stand
〈m.; Standes, Stände〉2 staat, (toe)stand3 stand, klasse ⇒ rang; beroep(sgroep)6 stalletje, kraampje8 paardenvak, stand10 〈meervoud; geschiedenis〉stenden, staten♦voorbeelden:auf dem neuesten Stand der Technik • technisch helemaal bij, up-to-dateaus dem Stand • zonder aanloop〈informeel; figuurlijk〉 keinen guten Stand bei jemandem haben • bij iemand niet in een goed blaadje staanim Stande, in Stand halten • onderhouden, in goede staat houdenim Stand laufen • stationair lopen, draaien 〈 motor〉im Stand(e) sein, etwas zu tun • in staat zijn om iets te doenetwas ist gut in Stand • iets is in goede staataußer Stand(e) sein • niet in staat zijnjemanden außer Stand(e) setzen, etwas zu tun • het iemand onmogelijk maken iets te doenjemanden in Stand setzen, in den Stand versetzen, etwas zu tun • iemand in staat stellen iets te doenetwas in Stand setzen • iets herstellen, reparerenetwas zu Stande bringen • iets tot stand brengenzu Stande kommen • tot stand komenvon Stand • van stand, standingder ledige Stand • de ongehuwde staat〈 formeel〉 in den (heiligen) Stand der Ehe treten • in het huwelijk, de echt treden -
12 incapable
adj. ongeschikt; niet in staat zijn[ inkeepəbl] 〈incapably; zelfstandig naamwoord: incapability〉1 onbekwaam ⇒ incapabel, machteloos♦voorbeelden:be incapable of • niet in staat zijn tot, niet kunnen -
13 fail
n. onvoldoende (schoolexamen), falen--------v. mislukken, (laten) zakken; nalaten; in de steek laten; oprakenfail1♦voorbeelden:¶ without fail • zonder mankeren/falen, stellig————————fail21 tekortschieten ⇒ ontbreken, het begeven2 afnemen ⇒ op raken, verzwakken4 mislukken ⇒ het niet halen, het laten afweten♦voorbeelden:words failed me • ik kon geen woorden vindenthe crops will fail this year • de oogst zal dit jaar mislukkenhe failed in his duty • hij deed zijn plicht nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nalaten ⇒ niet in staat zijn/er niet in slagen♦voorbeelden: -
14 fassen
fassenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 pakken, grijpen ⇒ vat krijgen♦voorbeelden:der Wind fasst ins Segel • de wind krijgt vat in het zeilII 〈 overgankelijk werkwoord〉8 meepakken, grijpen♦voorbeelden:jemanden an, bei seiner schwachen Seite, Stelle fassen • iemand op zijn zwakke plek raken〈 figuurlijk〉 jemanden bei seiner Ehre zu fassen versuchen • op iemands eer(gevoel) proberen te werkeneinen Weg mit Bäumen fassen • een weg met bomen omzomenetwas in Worte fassen • iets onder woorden brengen7 das ist nicht zu fassen! • je houdt het niet voor mogelijk!Vertrauen zu jemandem fassen • vertrouwen in iemand krijgeneinen Vorsatz fassen • zich iets voornemenetwas ins Auge fassen • iets onder ogen zienjemanden ins Auge fassen • iemand op het oog hebben10 Angst, Entsetzen fasste mich • angst, ontzetting greep mij aan1 tot bedaren komen, zich beheersen ⇒ opnieuw zijn evenwicht vinden♦voorbeelden:1 fass dich! • beheers je! -
15 impuissance
impuissance [ẽpŵiesãs]〈v.〉1 onmacht ⇒ machteloosheid, onvermogen♦voorbeelden:l'impuissance à faire qc. • het niet bij machte zijn iets te doenêtre dans l'impuissance de • niet in staat zijn omf1) onmacht3) impotentie -
16 inconscience
inconscience [ẽkõsjãs]〈v.〉1 onverantwoordelijkheid ⇒ onbedachtzaamheid, lichtzinnigheid♦voorbeelden:l'inconscience de la minute qui va suivre • het niet in staat zijn verder te zien dan het momentf -
17 be incapable of
be incapable ofniet in staat zijn tot, niet kunnen -
18 l'inconscience de la minute qui va suivre
l'inconscience de la minute qui va suivreDictionnaire français-néerlandais > l'inconscience de la minute qui va suivre
-
19 être dans l'impuissance de
être dans l'impuissance deDictionnaire français-néerlandais > être dans l'impuissance de
-
20 être hors d' état de
être hors d' état de
См. также в других словарях:
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kugel — 1. Die Kugel ist durch die Kirche. (Holl.) Um anzudeuten, dass etwas nicht mehr ungesehen gemacht werden kann. Wol daher, weil man im Kriege die kirchlichen Gebäude so viel als möglich zu schonen suchte und dass man, wenn diese angegriffen wurden … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hand — 1. Alle Händ voll to dohne, seggt de ol Zahlmann1, on heft man êne. (Insterburg.) – Frischbier2, 1469. 1) Der Name eines Feldwächters in Insterburg. 2. Alten Händen hilft kein Nagelschminken. – Laus. Magazin, XXX, 251. Russisch Altmann V, 85. 3.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haus — 1. Alte Häuser haben trübe Fenster. Dän.: Gammelt huus haver dumme vinduer. (Prov. dan., 315.) 2. Alte Häuser leiden mehr als neue. Wenn diese nicht schon zusammenfallen, ehe sie fertig gebaut sind. 3. Alte Häuser streicht man an, wenn man sie… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herr — 1. Ain Herr, der zu lugen lust hat, dess diener seind alle gottloss. – Agricola II, 221. 2. Alle sind Herren, wer ist Sklave? 3. Alles kamme unsem leiwen Heren alleine anvertruggen, awwer kein jung Méaken un kein draug Hög. (Westf.) Alles kann… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon